In modeljaar 1956 werd de 356 vervangen door de uitvoerig verbeterde 356 A. Vanaf zijn marktintroductie was dit model leverbaar met vijf 4-cilinder motoren:
- 356 A 1300 met 44 pk
- 356 A 1300 Super met 60 pk
- 356 1600 met 60 pk
- 356 A 1600 Super met 75 pk
- 356 A 1500 GS Carrera met 100 pk
De modificaties aan de auto waren onderdeel van 'Technisch programma 1' (T1). Een van de belangrijkste visuele verschillen tussen de A serie en de originele 356 was een ongedeelde, gebogen, panoramische voorruit. De voorknipperlichten zaten altijd geïntegreerd in het claxonrooster en alle modellen hadden een gemodificeerde voorkaphandgreep met geïntegreerd Porsche embleem. De achterlichten waren traanvormig vanaf maart 1957.
De productie van de 1300 modellen werd in modeljaar 1958 (T2) gestopt. De eindpijpen van de 1600 modellen eindigde tussen de bumperrozetten om meer bodemvrijheid te genereren. De verchroomde behuizing met kentekenplaatverlichting en achteruitrijlicht zat onder de kentekenplaat bevestigd.
Alle 356 generaties waren ook leverbaar in een open versie (Cabriolet, Speedster of Convertible D).
Vanaf de 365 kregen specifieke sportieve versies de extra aanduiding 'Carrera' en werden aangedreven door een Fuhrmann motor.
Deze motor, genaamd naar ontwerper Ernst Fuhrmann, was herkenbaar aan de vier bovenliggende nokkenassen, die door haakse aandrijfassen werden aangedreven. De motor had ook een dubbele ontsteking met twee afzonderlijke verdelers.